Een bijzonder levenslied | 13 augustus 2020

Ze is gevallen, een tijdje geleden alweer. Daarbij brak ze haar bovenbeen. Zelf zegt ze dat haar heup gebroken is. Voor mij blijft het doel hetzelfde: haar weer laten lopen, met rollator, zo veilig mogelijk.

Dus starten we met de therapie, net nadat ze uit het ziekenhuis is thuisgekomen. Maar wat vindt ze het allemaal eng. Ze denkt dat ze niet meer kan staan, dat het been niet meer kan bewegen, dat ze pijn gaat krijgen. Eigenlijk durft ze niks en het komt vast nooit meer goed.

Ze ziet slecht en soms weet ze niet meer precies welke dag het is. Om deze redenen weet ze soms ook niet wie ik ben. Dan kom ik binnen en zegt ze: ‘Kind, wat ben ik blij dat je er bent.’
Meestal heeft dat te maken met het feit dat ze denkt dat ik voor de koffie kom of voor het afwasje of voor de toiletgang.

Als ik duidelijk maak dat ik kom om te oefenen, zegt ze: ‘Ik denk niet dat het vandaag lukt hoor.’
Soms moet ik alles uit de kast halen om haar uit haar stoel te krijgen en gaat ze mee omdat ik het zo graag wil.

Vandaag is zo’n dag. Ze zit met haar ogen dicht in de stoel en reageert erg lauw als ik binnen kom. Gelukkig gaat ze uiteindelijk met me mee. Ineens bedenk ik me dat ze graag piano speelt. Dus we lopen naar de lift en ik neem haar mee naar de piano.

‘Wilt u een stukje voor mij spelen?’ vraag ik.
‘Dat lukt toch nooit. Mijn handen zijn veel te stijf.’
Er volgen nog wat andere excuses. Ik vraag of ze het toch wil proberen. Na wat opstarten speelt ze dan uiteindelijk een lied dat ze zelf heeft geschreven voor haar trouwdag. En oh…er hoort ook tekst bij:

Zeg weet je nog die dag, die stralende morgen in mei
Het was alles zo vrolijk, zo vreugdevol en blij
Wij gingen blij van zin tezamen de toekomt in
Waarop wij vertrouwden volkomen eens van zin

Later als we teruglopen, vertelt ze me dat ze het ook gespeeld heeft toen haar man er in de laatste dagen van zijn leven om vroeg. Ze zijn hun leven samen begonnen met dit lied en hebben het ook zo afgesloten. Ik bedank haar voor haar mooie spel en verhaal.

Het is vrijdag. De dag waarop ik met haar oefen. Ik loop naar haar kamer, doe de deur open en begroet haar.
‘Kind,’ zegt ze, ‘wat ben ik blij dat je er bent. Jij bent van de therapie, toch.’