Bang voor de buitenlucht | 16 april 2020

 ‘Hoe gaat het? Red je het een beetje?’ Ik heb een cliënt aan de telefoon. Normaal komt hij twee keer per week trainen in de praktijk. Hij krijgt van ons niet alleen advies op het gebied van bewegen, maar we begeleiden hem ook op andere vlakken die te maken hebben met zijn gezondheid. Als fysiotherapeut horen en zien we zoveel meer dan alleen de uitdagingen met bewegen en mobiliteit. Vaak vragen we dan onze collega’s van andere disciplines om hulp. Dat is bij deze meneer iets lastiger; vertrouwen is een uitdaging voor hem.

Mijn vak als fysiotherapeut heeft in de afgelopen weken een andere invulling gekregen. Samen met mijn collega’s zoek ik naar oplossingen om onze cliënten zo veel als mogelijk op afstand te begeleiden. En samen met hen pak ik alle taken op die er liggen. Dat betekent heel vaak ander werk dan we gewend zijn.

Zo ook voor de meneer die ik aan de telefoon heb. Mijn collega en ik begeleiden hem samen en we maken ons zorgen om hem. Als ik hem spreek, blijkt dat ook terecht. Hij komt zijn huis niet meer uit omdat hij een kwetsbare gezondheid heeft en hij de overtuiging heeft dat de buitenlucht nu een gevaar is. Hij wil niet nog zieker worden.

Alle hulp van buitenaf heeft hij afgezegd. Als je dagelijks hulp krijgt, is dat een hele overgang. Ook kan hij nauwelijks aan boodschappen komen. Hij laat deze altijd bezorgen, maar de bezorgdiensten zijn te druk. Ik luister naar hem en zeg dat ik hem de volgende dag terugbel met een plan.

Samen met mijn collega bekijk ik wat we kunnen doen naast de begeleiding die we al bieden. We verzamelen recepten, stellen een weekmenu samen en maken een boodschappenlijst. Het plan is klaar en ik neem contact met hem op om alles te bespreken. Ik kies voor beeldbellen, omdat ik even wil zien hoe hij er aan toe is. Hij vindt het ontzettend fijn om mijn collega en mij te zien en we maken grapjes over het feit dat we tijdelijk zijn leven van hem over gaan nemen. Hij geeft toestemming om ons plan uit te voeren en we krijgen het zelfs voor elkaar dat hij, na bijna twee weken de deur, open doet om de door ons bezorgde boodschappen van de mat te pakken.

 

Multidisciplinaire samenwerking in de praktijk | 6 februari 2020

Altijd zijn ze stipt op tijd voor de afspraak, zelfs vaak iets te vroeg. Behalve deze middag. Ik zie deze mensen twee keer per week. Mevrouw heeft een chronische ziekte en meneer is haar echtgenoot en mantelzorger. Hij brengt haar altijd naar de afspraak. Ik kijk op de klok en een keer naar buiten, maar ze zijn er nog niet. Niet op tijd en ook niet vijf minuten te laat. Ik ga me al zorgen maken en wil gaan bellen, maar dan zie ik hen ineens aankomen. Wel tien minuten te laat.

‘Je moet maar een beetje bij me uit de buurt blijven, want ik ben niet te genieten,’ zegt meneer. ‘Ik heb net ruzie gemaakt en ben ontzettend boos.’
Mevrouw ziet eruit alsof ze een marathon heeft gelopen. Ik laat hen beiden even bijkomen. Omdat ik toch een tikje nieuwsgierig ben, vraag ik wat er aan de hand is. Wat blijkt: ze waren deze morgen op pad gegaan voor een nieuw televisiekastje, bij een groot blauw en geel woonwarenhuis. Daar was van alles mis en niet volgens verwachting gegaan. Ze waren een beetje uit het veld geslagen. Uiteindelijk was het gelukt om het gewenste kastje uit de vele verschillende schappen bij elkaar te toveren. Gehaast en geërgerd waren ze vervolgens naar mij komen rijden.
‘En nu moet dat ding nog in elkaar ook!’

Als je elkaar voor langere tijd en zo regelmatig ziet, heb je het ook weleens over andere dingen of juist over andere dingen dan zorg en oefeningen. Ik laat hen weten dat ik best wat weet van het in elkaar zetten van kastjes van dit woonwarenhuis, dus dat ze kunnen bellen als ze hulp nodig hebben bij de montage. Mogelijk dat ik hen op afstand kan helpen.

Die dag laat ik mijn telefoon expres wat langer aan, maar er wordt niet gebeld of geappt. Maar… de volgende dag krijg ik een appje. ‘Lianne, ik heb onderdelen over… weet jij waar ze voor zijn?’ Ik vraag om wat foto’s en weet zeker dat de overgebleven onderdelen niet nodig zijn voor deze uitvoering. Later die dag krijg ik nog een foto van het kastje, keurig in elkaar met de nieuwe televisie erop. Missie geslaagd!

De definitie van multidisciplinaire samenwerking is: ‘beroepsmatige samenwerking van mensen uit verschillende disciplines of vakgebieden, waarbij ieder zijn eigen expertise inbrengt’. Helemaal beroepsmatig was de samenwerking niet, maar zeker multidisciplinair!

 

Anatomieles | 9 januari 2020

91 jaar is ze en ze loopt wat krom. Gelukkig houdt de rollator haar tegen, anders zou ze met haar neus op haar knieën belanden. Ze heeft er geen last van. Ze zit even te wachten terwijl ik afscheid neem van een andere jonge dame van 86 jaar die ik behandel.
‘Die loopt mooi rechtop zeg,’ zegt ze.
Ik antwoord dat deze mevrouw ontzettend last van haar rug heeft.
‘Tsja,’ zegt ze, ‘de één loopt krom en heeft geen last van z’n rug en de ander loopt rechtop en heeft er wel last van. Dat snap je toch niet?’

Terwijl ze gaat fietsen, hebben we een praatje. We plannen de afspraak altijd zo, dat ze na het oefenen direct door kan naar het restaurant. Dan hoeft ze maar één keer heen en weer te lopen. Ze vertelt dat ze vandaag wel alleen aan tafel zal zitten. Kan ze dan niet gezellig bij iemand anders gaan zitten die ook alleen is? Of waar nog een plaatsje aan tafel is? Ze kijkt me aan of ik een onmogelijk voorstel doe, dus houd ik verder mijn mond maar.

Ik vraag haar wie er normaal bij haar aan tafel zitten en waarom deze mensen er nu niet zijn. Hoofdzakelijk zijn de redenen ziek of afwezig, maar één mevrouw in het bijzonder wordt genoemd. Zij is gevallen en moet nu op bed blijven liggen omdat ze gekneusde ribben heeft.
‘Dat is vervelend zeg, je kunt je ribben niet niet gebruiken,’ zeg ik.
Waarop ze me weer aankijkt of ik de tafelschikking wil wijzigen. ‘Hoezo, die kun je niet niet gebruiken?’
‘Ribben blijven bewegen zo lang je ademhaalt,’ leg ik uit. ‘Die kun je dus niet stilzetten. Of je moet stoppen met ademen, maar dat geeft weer andere problemen.’
‘Ik snap het niet,’ zegt ze. ‘Je hebt toch overal ribben?’
‘Nee hoor, alleen je borstkas bestaat uit ribben,’ zeg ik.
Ze kijkt eens peinzend naar buiten. ‘Ik heb dat nooit geleerd hoor. Wij weten niet hoe dat zit.’
Dus pak ik mijn telefoon, zoek ik een plaatje op van een skelet en leg ik haar uit welke botten waar zitten en hoe dat nou zit met je ribben.
‘Wonderlijk toch,’ zegt ze. ‘Dat heb ik nou nooit geweten. Mag ik dan nu stoppen met fietsen? Ik ben een beetje moe en ik moet gaan eten’.

 

Zwaaien zolang als het kan | 12 december 2019

Laatst had ik een verjaardagsfeestje. We zouden met het hele gezelschap op pad gaan, stond in de uitnodiging. Altijd leuk, een verrassing. Ik was erg benieuwd wat we gingen doen en wat bleek: er stond een oude tram voor ons klaar voor een rondrit door Rotterdam.

Dat je best een attractie bent als je in zo’n tram zit, bleek later. Mensen bleven staan om te kijken wat er nu toch weer voorbij komt op het bestaande traject. Nu heb ik van huis uit meegekregen dat als je iemand tegenkomt en diegene kijkt je aan, dan zeg je even gedag. Kun je diegene niet aanspreken, bijvoorbeeld vanwege de afstand, dan zwaai je. Dus dat is wat ik deed. Zwaaien, naar iedereen die keek. Wat mij opviel, is dat als je zwaait naar iemand die je niet kent er eerst een verbaasde blik volgt, daarna een glimlach en dat er vervolgens terug gezwaaid wordt.

Zwaaien is belangrijk voor mij. Het is een begroeting of teken van afscheid op afstand, een teken dat je iemand opmerkt, dat je zelf opgemerkt wordt. Zo herinner ik me een verhaal van een aantal jaren terug. Mijn zus ging op bezoek bij mijn oma, die toen 97 was. Oma stond al op het balkon te wachten toen mijn zus kwam aanrijden. Zodra ze mijn zus zag, begon ze te zwaaien en mijn zus zwaaide zo enthousiast als mogelijk terug. Mijn zus had een tompouce voor oma meegenomen, omdat ze daar zo van geniet. Een beetje vergeetachtig en in de war was ze soms, mijn oma, maar niet toen ze zag wat mijn zus had meegebracht. Na haar bezoek liep mijn zus het parkeerterrein over naar haar auto en daar stond ze weer op het balkon, onze oma, om te zwaaien. Mijn zus en oma zwaaiden naar elkaar alsof hun leven er vanaf hing. Dat zal best wat verbaasde blikken hebben opgeleverd, maar het maakte hen niks uit, want ze zwaaiden zolang het nog kon.

Het zwaaien bleef, zelfs tot op het laatst, toen haar geheugen afscheid had genomen van het heden. Soms een verbaasde blik, maar altijd gevolgd door een glimlach en het terug zwaaien.

 

Ze vindt de moed om toch te komen | 21 november 2019

Een cliënt heeft elke keer een smoesje om niet te komen oefenen. Of is er meer aan de hand?

Ik wil graag dat ze wekelijks komt oefenen, maar dat gaat niet altijd want ‘de boekenman komt’, ‘ik moet wachten op de zorg voor de medicijnen’, ‘ik ga naar de bingo’, ‘het is donker buiten’… Wanneer ze ‘s middags een afspraak heeft, belt ze vaak ’s ochtends op dat ‘het toch echt niet gaat lukken die middag’ omdat ze zich niet goed genoeg voelt. In de breedste zin van het woord…

Niet zo lang nadat ik haar heb leren kennen, is ze verhuisd naar om de hoek van de praktijk. Het duurde lang voordat ze haar weg kon vinden. In, maar ook om het huis. Toch vond en vindt ze iedere keer weer de moed (al dan niet door mij ingesproken) om te komen oefenen. Ze kan binnendoor naar ons toe lopen, maar toch doet ze altijd haar jas aan, want ja… waar laat je anders je huissleutel?

Zo ook een keer toen het erg koud was. Onder haar jas had ze alleen een dun t-shirtje aan op haar rok en ik kreeg het al koud bij de aanblik van dit geheel. Ik zag dat ze kippenvel op haar armen had en vroeg haar of ze het koud had. ‘Ja, ik heb het wel frisjes, maar ik fiets me wel warm,’ zei ze.

Ik deed een handdoek in de magnetron en legde de warme doek over haar schouders en armen. Ik wreef ook even over haar schouders en armen om haar te laten ontspannen. ‘Zoiets liefs heeft nog nooit iemand voor me gedaan,’ zei ze.

Sinds die tijd bestaat er voor deze mevrouw zoiets als ‘het fysio vestje’. Want ik heb haar natuurlijk ook aangeraden om zich warmer te kleden. Zo heeft ze het voortaan ook lekker warm als er geen fysiotherapeut met een warme handdoek in de buurt is.